ZONDAGNAMIDDAG
Zondagnamiddag, krekels naaien de stilte.
Ik volg de spoorbaan, de brandnetels bloeien,
de bramen smaken naar niets en naar bloed.
Het dorp ligt verscholen in dichte
grijzen.
Ik herken het, dit lopen: zo kwam ik thuis.
Van het nog warme huis staan de ramen wijd open.
Het bijna doorzichtige hoofd in de
kamer
is van mijn vader, hij kijkt naar buiten.
In hemdsmouwen wacht hij op onweer en regen.
Zo jongen, zal hij wel zeggen, dat
is lang geleden.
Wat brengt je hier, waar heb je gezeten?
Hij vraagt niets maar gebaart: hoor, het begint.
Hij loopt naar de deur, naar de
stromende regen.
Hij zal zwijgen en knikken en alles vergeten.
Uit OMWEGEN, 2001
Opgenomen in “25 jaar
Nederlandstalige poezie, 1980 – 2005”, BnM Uitgevers
Opgenomen in “Dagkalender van de Poezie - 2010”, Meulenhoff
KLEINE PASTORALE
In D. heerst de rust van een
nacht op het land.
De inwoners slapen. De schoorstenen stomen
hun zweetlucht naar buiten, het blaffen der honden
verstomt. De lijven draaien zich nog eens om,
hun kleine lusten steken de kop in dromen.
In dit dorp, waar het kwaad niet
kan komen,
rust zacht de hand, luiert de pols op de rand van
het bed, sluipt de weemoedige wesp langs
het laken omhoog, bevuilen de luizen
de eens zo blanke agenda.
Lazarus lepelt de wacht zijn
eieren uit,
totdat hij zich wakker zal braken.
Aan de muur een verouderde kaart van Europa.
Uit OMWEGEN, 2001
Opgenomen in “Vrede is
eten met muziek –
sporen van oorlog in de Nederlandse poezie”, 2006, Van Gennep
Opgenomen in “Dagkalender van de Poezie – 2009”, Meulenhoff
NATUURLIJKE HISTORIE
Heel vroeger hadden de mensen
niets anders
te doen dan naar de sterren te kijken.
Ze hingen wat rond bij een bron en leefden van
noten en vijgen.
In vorige werelden was er of
stront of niets dan
hel engelenzang uit zeer strenge engelenstrotten.
Er was ooit een wereld waar zwaluwen zwijnen
knipten en schoren, voor niets.
Er was eens een tuin, een lusthof
met
onaanraakbare bomen,
een pad vervoerde een kar, geladen met boeren,
vervolgens een koets met dichters en denkers,
een koets met geleerden, techneuten en klerken,
daar achteraan een wagen vol tweedracht en
twijfel. En zaad.
Uit HET VERLANGEN TE VERDWALEN,
2004
Opgenomen in “De 100 beste
gedichten van 2004”, Arbeiderspers
ZOMER
Spilzieke zomer: het grote
dringen van
mensen, beesten en browsers,
van al wat
zich voortplanten wil.
Daarbuiten het best
bewaarde geheim van de wereld:
de eindeloosheid en wat
daaromheen ijlt.
Er zal nog het een en ander
passeren,
daar kan men donder op zeggen
of
vast een boek over schrijven,
bladzijden vol
over stranden waar personages
zich hevig
vervelen en dingen zeggen als:
wij zijn de doolhoven door en
uiterst bedreven
geraakt in het leven.
Hoe zullen ze later kijken naar
ons?
Zijn mensen ooit zo gelukkig
geweest?
Uit HET STILTEREGISTER, 2006
Opgenomen in “De 100 beste
gedichten van 2006”, Arbeiderspers
Opgenomen in “Dagkalender
van de Poezie 2008”, Meulenhoff
ONVERWACHT BEZOEK
God woont ver weg.
Ik heb zelfs zijn honden nooit
horen blaffen.
Ik heb van zijn brood gegeten
maar ik
verleerde van hem te spreken.
Hij schreef mij nog wel eens en
vroeg het
dan weer: waar is je broer?
Wel, zijn Volvo staat hier voor
de deur,
zijn groot licht gericht op de
hemel.
Hij gaat juist vertrekken.
Van auto ’s houd ik alleen in
de nacht.
Hun harde glans en de kracht
van hun
brullende motor, hun draai in
het opspattend grind.
Uit HET STILTEREGISTER, 2006
Opgenomen in “Dicht! De
beste poezie, slamdichters en rapteksten”, 2009, Rainbow Pockets